vijf

{{vijf}}{{/term}}

1 cinq

♦voorbeelden:

1   bladzijde vijf • page cinq

     vijf december • le cinq décembre

     om de vijf minuten • toutes les cinq minutes

     〈zelfstandig〉 geef mij de vijf! • serre-moi la pince!

     vijf aan vijf • cinq par cinq

     (een auto) in z'n vijf zetten • mettre (une voiture) en cinquième

     iets in vijven delen • partager qc. en cinq

     met z'n vijven • à cinq

     wij waren met ons vijven • nous étions cinq

     het is vijf over vijf • il est cinq heures cinq

     het is over vijven • il est cinq heures passées

     de trein vertrekt om vijf over 't heel • le train part à cinq

     het is tegen vijven • il est presque cinq heures

     een vijf krijgen • avoir un cinq (sur dix)

¶   〈zelfstandig〉 na veel vijven en zessen • après toutes sortes d'objections

     ze alle vijf bij elkaar hebben • avoir du bon sens

     ze niet alle vijf bij elkaar hebben • avoir une araignée dans le plafond

Deens-Russisch woordenboek. 2015.